Mijn artikelen

De terugkeer van de blauwvintonijn

Uit: Trouw (27/09/2017)

Na zestig jaar afwezigheid laat de blauwvintonijn zich weer zien in de Noordzee. Trouw gaat vanuit Zweden met onderzoekers de zee op.

Ineens is het zover. De weersverwachtingen voor morgen zijn veel- belovend en er is nog precies een plekje vrij, dus of ik zo op de laatste bus naar Lysekil kan springen. De ochtend erop vertrekt de Tampa 35 in alle vroegte vanaf de pier voor het Havetshus, het aquarium, van de West-Zweedse kustplaats. Dat is dezer dagen het startpunt voor de zoektocht naar de bedreigde blauwvintonijn, de ‘Ferrari van de oceaan’, die zich na zestig jaar afwezigheid weer in de Noordzee laat zien. Tot uitzinnigheid van – ja, van wie niet eigenlijk? Het Wereld Natuur Fonds heeft met subsidie van het Ic- cat, de internationale organisatie voor het behoud van de Atlantische tonijn, de hulp ingeroepen van twee universiteiten en de plaatselijke sportvissersvereniging. Gezamenlijk hopen ze de te- rugkeer van de majestueuze vis in kaart te brengen.

Sinds de jaren ’70 is de blauwvintonijnpopulatie met meer dan 60 procent geslonken. Amerikanen blikten hele generaties in, maar verreweg de grootste gebruiker is Japan. Daar is de vis een delicatesse van het kaliber kaviaar. Japanners eten de tonijn rauw, in sushi of dungesneden als sushimi.

De marktprijs voor de hele vis ligt tussen de 7 en 15 duizend euro, afhankelijk van gewicht en kwaliteit. Net zoals met de Nederland- se maatjesharing wordt de eerste vangst per opbod opgekocht. In 2013 ging de eerstgevangen blauwvintonijn voor 1,2 miljoen euro weg.

In de haven verzamelt zich die ochtend een wonderlijk gezelschap. De mariene bioloog Michele Cassini en zijn onderzoeksassistent van SLU Aqua, een departement van de Zweedse universiteit voor landbouwwetenschap. De kapitein, een voormalig garnalenvisser en restauranthouder. Een stuurman. En de figuur op wie alle hoop is gevestigd: de zeelevenonderzoeker Inigo Onandia, in deze krin- gen beter bekend als de tonijnheld, voor de gelegenheid ingevlogen vanuit Bilbao.

Zenderen

De laatste maanden hebben meerdere zeilers melding gemaakt van blauwvintonijnen in de omgeving Kattegat en Skagerrak. En dat is, zacht uitgedrukt, bijzonder. Door overbevissing staat de soort op de rode Iccat-lijst met bedreigde soorten. De laatste blauwvintonijn werd hier in 1964 uit het water gehengeld. Sindsdien is in de noordelijke Noordzee niks meer van de vis vernomen. Tot nu.

Deze twee weken in september varen elke dag dat het weer het toelaat twee onderzoeksteams, een uit Denemarken en een uit Zweden, de open zee op. Doel is binnen dit tijdsbestek veertig blauwvintonijnen te vangen, te zenderen en weer uit te laten, zo- dat mariene biologen hun bewegingen kunnen volgen en, zo is de hoop, kunnen vaststellen welke factoren eraan bijdragen dat de tonijnen ook in de toekomst naar de Noordzee blijven zwemmen.

Er waait een matige noordoostenwind. Dat voel je, op een sloep. We stuiteren over de golven naar waar de zeebodem daalt. De blauwvintonijnen laten zich alleen zien in wateren dieper dan honderd, honderdvijftig meter.

Daar, een uur verwijderd van de kust, dobberen al vier boten met sportvissers. De strategie is als volgt: de vissers proberen met een makreel een blauwvintonijn aan hun lijn te krijgen. Zodra een van hen beet heeft, verschijnt onze boot – de ‘markeringsboot’ – op het toneel en begint het urenlange gevecht. De tonijn moet zodanig worden uitgeput dat hij zich uiteindelijk naar het oppervlak be- geeft, zich bij de staart laat nemen en zich door Onandia laat tag- gen aan een van zijn twee borstvinnen.

“Het is alsof je een aangelijnde stier probeert te temmen”, be- schrijft Onandia het proces. Dit is nauwelijks overdreven: de blauwvin is de reus onder de tonijnen. De gemiddelde blauwvintonijn heeft een lengte van twee à drie meter en weegt tussen de 150 en 300 kilo.

Onandia hijst zich alvast in zijn waterbestendige pak. Hij is voor- bereid op de strijd. “Jij bent optimistisch”, merkt de kapitein droog op. De vorige dagen duurde het soms uren voordat een eerste vis zich aandiende. De tonijnheld maakt van de tijd gebruik om door zijn instagram-account te gaan. Een serie foto’s man-met-vis.

Over de radio horen we de Denen. Team Zweden gniffelt. Niet al- leen vinden de Zweden het accent van de Denen hilarisch (“Een Zweed die met dubbele tong praat”), maar tot ieders genoegen aan boord van de Tampa 35 loopt ‘hun team’ ver in op de overburen. De tussenstand van de afgelopen dagen: drie getagde tonijnen voor Denemarken, elf voor de Zweden. En dat aantal schroeven we van- daag nog wat verder op, vertrouwt Onandia me toe.

Het leefgebied van de blauwvintonijn beslaat de Atlantische Oceaan, van IJsland tot Zuid-Afrika, en van Newfoundland in Noord- Amerika tot het zuidelijkste puntje van Argentinië. Het is een migrerende vissoort: de blauwvintonijn is permanent in beweging, van paai- naar voedselgebied en terug. De tonijn bereikt snelheden van 70 kilometer per uur en kan in een tijdsbestek van twee maan- den de Atlantische oceaan oversteken.

De Atlantische blauwvintonijn wordt opgedeeld in een oostelijke en een westelijke populatie – al is dat onderscheid meer politiek dan biologisch, zegt Cassini. De westelijke populatie paait in de Golf van Mexico, de oostelijke in de Middellandse Zee. Na de paai- periode in de vroege zomer volgen de tonijnen scholen makrelen en haringen richting het noorden.

Het is twaalf uur. We doden tijd door een paar mijl tegen de wind in te varen, hetzelfde stuk met de wind mee weer terug. Onandia heeft zijn werkpak maar weer uitgetrokken. De stuurman kijkt een film op het achterdek en Cassini haalt een pak knäckebröd te- voorschijn. “Als wij gaan lunchen, krijgen de tonijnen ook honger.” Biologenlogica.

Telkens als de radio begint te ruisen valt de boot stil. “De Pink Lady voor de markeringsboot.” Cassini kijkt me betekenisvol aan. De Pink Lady is de visserssloep die, naar het schijnt, tot nog toe de meeste tonijnen binnenhaalde. “Hebben jullie recent nog een waarneming gedaan?” Gezamenlijke zucht. “Nee, niks gezien”, antwoordt onze kapitein.

In de Middellandse Zee concurreren landen als Spanje, Italië en Marokko om de gewilde blauwvin. Jarenlang was er nauwelijks regulatie, tot 2007. Toen kwam het Iccat met een aanbeveling, nadat was gebleken hoe slecht het de soort verging. De vangstquota werden aangescherpt, de eisen voor de vangstmethode verzwaard. Maximaal 15 procent van de opgeviste blauwvintonijnen mogen kleiner zijn dan 1,2 meter, zodat de jonge generaties de kans krij- gen op te groeien en zich voort te planten. De houdbare vangstli- miet, volgens het Iccat, ligt nu op 7500 ton per jaar.

Maar uiteindelijk zijn het politici die het beleid bepalen. “Regeringen wegen meer belangen mee dan alleen die van de vis”, zegt Cassini. “Als een overheid van de ene op de andere dag de visvangst aan banden legt, raken veel vissers hun baan kwijt.” Hij wil maar zeggen: de quota zijn het ideaal, maar corresponderen niet per se met de praktijk. Zo werd in het eerste jaar van de aanbeveling vier keer de geadviseerde hoeveelheid blauwvintonijn uit de Middellandse Zee gevist.

Effect

Des te welkomer het nieuws dat de tonijn na meer dan een halve eeuw nu terugkeert naar de Noordzee. “Dit bevestigt dat populatie- beheer wel degelijk effect heeft”, zegt Cassini. De wederkomst van de tonijn is, denkt de bioloog, op zijn minst ten dele het resultaat van de recente regulatie. “Niet alleen die van de blauwvintonijn, maar ook die van zijn voedsel: de makreel en haring.”

Onandia gaat in het vooronder liggen dutten. “Zul je zien, als ik net vijf minuten lig heeft ongetwijfeld iemand beet.” De kapitein wijst naar een rood stipje op de sonar. Dat zou wel eens een tonijn kunnen zijn. Hij stuurt de vissersboten erop af (“Markeringsboot voor de Pink Lady”), maar het mag niet baten.

Misschien heeft het te maken met de wind, speculeert Cassini. Misschien is de zee al te veel afgekoeld, en zijn de tonijnen alweer vertrokken. Misschien hebben de vissers vandaag te veel concurrentie van makrelen in het wild.

We zullen het niet weten. Onverrichter zaken maken we rechts- omkeert, terug naar Lysekil. “Zo kan dat gaan”, zegt Cassini, zijn teleurstelling verbijtend. “Morgen, zeven uur, zelfde plek?”