Waarom optimisme overroepen is: ‘Beter wordt het niet’
Uit Knack van 02/08/17
Een overdaad aan optimisme creëert verwachtingen waar ons leven zelden aan voldoet, zeggen de Zweedse onderzoekers Ida Hallgren en Mattias Lundberg. Wie een pessimistische houding aanneemt, maakt meer kans op geluk.
‘Lach of sterf’ is het gebod waar de gemiddelde Zweed tot voor kort bij leefde. Maar het volk lijkt het optimisme-adagium zat. De inschrijving voor een opleiding pessimisme onder de noemer ‘Beter wordt het niet’ was door het overweldigend aantal aanmeldingen binnen een dag gesloten. Initiatiefnemer van de cursus is Ida Hallgren, psycholoog en praktisch filosoof, of wat zij noemt: een therapeut voor de geestelijk gezonden. Zweden die zich met hun morele en existentiële vraagstukken niet willen wenden tot een priester, imam of rabbijn kunnen bij haar terecht. Ze is als onderzoeker en docent verbonden aan de universiteit van Gotenburg.
Mattias Lundberg is een medepleitbezorger van de nieuwe negativiteit. Als psycholoog, maar ook als comedian. Samen met zijn collega Jan Bylund verkondigt hij vanaf de planken een alternatief op het blijheidscredo en schreef hij het boek De gelukkige pessimist.
Wat is er mis met een goede dosis optimisme?
Ida Hallgren: We leven in een extreem individualistische maatschappij waarin we zelf beslissen over ons geluk. Ben je ongelukkig, dan doe je of niet je best, of je bent niet optimistisch genoeg. Dat is nogal een verantwoordelijkheid die we onszelf hebben opgelegd. Er zijn zo veel variabelen waar we geen invloed op hebben en die wel ons humeur beïnvloeden. Met een positieve instelling alleen kom je er niet.
Mattias Lundberg: Er is een groot verschil tussen optimisme en geluk. Geluk, daar is de mens altijd naar op zoek geweest. Maar optimisme is gewoon een gemakkelijk te verkopen boodschap. Zweedse werkgevers sturen hun personeel naar een prijzige motivatiespreker. De essentie van die toespraken is altijd een variant van: je kunt worden wat je wilt, zolang je maar in jezelf gelooft. Maar dat is een flagrante leugen: ik zal nooit een basketbalspeler worden, hoe hard ik me ook op die droom concentreer.
Waar komt die optimismetrend vandaan en waarom is die zo alomtegenwoordig?
Hallgren: Een belangrijke grondlegger is de Amerikaanse journaliste Barbara Ehrenreich en haar boek Smile or die (2009), over hoe ze met positief denken haar borstkanker genas. Een andere motor achter deze hype is de documentaire The secret (2006), over de zogenaamde aantrekkingswet: als je genoeg mentale aandacht schenkt aan een bepaalde wens, gaat die vroeg of laat in vervulling. Visualiseer rijkdom, en het grote geld komt vanzelf. Het werd een ware zelfhulpreligie. In de Verenigde Staten werden megakerken opgetrokken die het midden hielden tussen een religieuze gemeenschap en een bedrijf, met geestelijken op het preekgestoelte die verkondigden: ‘God wil dat je rijk bent’.
Lundberg: Toen mijn compagnon Jan Bylund en ik net met onze pessimismeshow begonnen, werden we benaderd door een aantal sprekersagentschappen, die tevens de bemiddelaars waren van een stel motivatiesprekers. Die namen contact op met hun agent, met de boodschap: huur dat duo niet in, die verzieken onze business. Ze weten best dat hun optimismeverhaal geen hout snijdt, maar ze verdienen er flink aan. Net zoals de auteurs van zulfhulpboeken. Hoe kan het dat de meeste zelfhulpgoeroes een lange lijst boeken op hun naam hebben staan? Werkten hun eerdere methoden dan niet? Toch blijken de Zweden maar al te graag hun portemonnee te trekken om te horen dat ze met genoeg goede wil het hoogst haalbare bereiken.
Een positieve instelling is misschien niet het medicijn voor al uw kwalen. Maar kan het echt kwaad?
Lundberg: Het probleem is dat de zelfhulpindustrie de term optimisme heeft gekidnapt. Eindeloze positiviteit lijkt nu een voorwaarde voor geluk, en in die aanname schuilt gevaar. Ook als pessimist kun je gelukkig zijn. Daar ben ik het levende voorbeeld van. Een overdaad aan optimisme creëert verwachtingen waar ons leven zelden aan voldoet.
Noem eens een voorbeeld, wat zijn die gevaren?
Lundberg: In ons boek De gelukkige pessimist staat het voorbeeld van een meisje dat meedoet aan Idols. Ze is overtuigd dat ze gaat winnen. Ze stopt met school, nog voordat haar eerste auditie achter de rug is. Haar hele leven is haar verteld: je bent prachtig en je zingt fantastisch. Dus ze denkt: dit doe ik wel even. Vol zelfvertrouwen stapt ze de castingruimte in, maar na een minuut zegt de jury: je bent lelijk en je zingt vals, we willen je hier niet meer zien. Het ontbrak dat meisje compleet aan het gereedschap om die teleurstelling te boven te komen. Van haar wereld- en zelfbeeld was geen snipper over.
Een pessimist denkt: ik doe mijn best, en als ik de tweede ronde haal, is dat geweldig. Een optimist is niet voorbereid op een andere uitkomst. Zoals de makers van de Titanic reddingsboten niet erg nodig achtten. Het schip was toch onzinkbaar? Als psycholoog kom ik het vaak tegen bij cliënten. Ze hebben torenhoge verwachtingen van zichzelf, maar als niet alle verlangens worden ingelost zijn ze verloren. Ze herkennen zichzelf niet langer in hun eigen zelfbeeld.
Hallgren: De laatste tijd verdiep ik me vooral in morele filosofie. Moreel denken begint bij empathie, bij begrip voor andermans lijden. Op het moment dat de mens niet met zijn eigen lijden om weet te gaan, weet hij ook geen raad met het lijden van een ander. In Zweedse verzorgingstehuizen hebben ouderen met existentiële angsten niemand om zich tot te wenden. Het zorgpersoneel zegt: hier, drink toch lekker een kop koffie en denk maar aan iets leuks.
Het is een maatschappelijke ziekte, die positiviteitsschijn, die zich uitvergroot op sociale media. We verliezen de vaardigheid om te gaan met tegenslagen. Steeds vaker heb ik te maken met cliënten, vaak jonge mensen, die denken fundamenteel mislukt te zijn omdat ze een periode minder lekker in hun vel zitten.
Is die houding van ‘het-leven-lacht-me-tegemoet’ vooral aanwezig in de jongerencultuur?
Hallgren: Nee hoor, ze zit ook ingebakken in het bedrijfsleven. Binnen veel organisaties en bedrijven wordt er de godganse dag gehighfived. Dit ongeschreven optimismevoorschrift is een makkelijke manier om het personeel de mond te snoeren. Een werknemer die kritiek uit, wordt meteen weggezet als zeurpiet. Man, doe toch niet zo negatief!
Je zag het ook in 2008, vlak voor het begin van de bankencrisis. Er waren veel bankiers die maar al te goed doorhadden wat hen boven het hoofd hing, maar zodra ze enige twijfels uitten, kregen ze hun ontslag. ‘Je negatieve houding schrikt onze klanten af’, was dan de verklaring. En herinner je je de woorden van George W. Bush? ‘De financiële sector heeft zijn vertrouwen verloren’, gaf hij als reactie op de economische malaise. Alsof de crisis een direct gevolg was van een gebrek aan optimisme.
Hoog tijd dus voor een tegengeluid. Wat houdt de negativiteitsfilosofie in?
Hallgren: Ik groeide op in Smaland, in Zuid-Zweden, een regio die van oudsher veel te maken kreeg met voedselschaarste. Pessimisme is daar ingebed in de calvinistische cultuur. De bewoners zijn altijd voorbereid op de mogelijkheid van een strenge winter, van honger. Dus dat was de strekking van mijn opvoeding: houd rekening met een onaangename uitkomst. Die levenshouding heeft zo z’n voordelen. Ik ga niet per definitie uit van het verschrikkelijkste doemscenario, maar ik probeer simpelweg realistisch te zijn. Wat is mijn plan B als de situatie anders uitpakt dan gehoopt? Als ik een college moet geven stuur ik mijn powerpointpresentatie altijd naar mijn mail en neem ik ‘m ook mee op een USB-stick, voor het geval dat. Een minder banaal voorbeeld is dat van een Zweeds reisbureau dat zich voor de tsunami van 2004 al in de mogelijkheid van een natuurramp had verdiept. Zij bleken de enigen die, toen het zover was, een noodplan klaar hadden liggen. Zo introduceer ik nu bij organisaties en bedrijven het concept van de negatieve brainstorm. Wat kan er zoal misgaan en hoe moeten we daarop reageren?
Maakt dat niet zuur, steeds weer die nadruk op wat spaak kan lopen?
Lundberg: Het is eerder een kwestie van de realiteit onder ogen komen en die te leren accepteren. Een cliënt heeft last van angsten en vraagt zich af wat er toch aan hem scheelt. Je hele bestaan is zojuist op z’n kop gezet door een ingrijpende gebeurtenis, is het dan niet logisch dat je met angsten kampt? Je hoeft niet altijd vrolijk te zijn, en je hebt niet elk aspect van je leven in de hand. Soms is dat het enige beschikbare medicijn: inzien dat het nu even is zoals het is.
Tot slot: hoe prediken jullie pessimisme bij het grote publiek?
Hallgren: Ik laat mijn studenten vooral veel pessimisten lezen. Want ja, wij zijn echt niet de eersten die zweren bij een negativiteitsfilosofie. We beginnen bij de Griekse Stoa. Het uitgangspunt van de stoïcijnen was: ongeluk treft iedereen, dus we kunnen de onvoorspelbaarheid van het leven maar beter met een zekere berusting tegemoet treden.
Daarna volgt de 19e-eeuwse Arthur Schopenhauer, een pessimist pur sang, die een morele filosofie onderschreef, gestoeld op empathie. Hij zag een wereld vol ziekte, slavernij, marteling, en kwam vervolgens tot de conclusie dat moreel handelen moest voortkomen uit compassie.
De boeddha is de laatste pessimist die ik behandel. Het boeddhisme erkent dat het leven in essentie een lijdensweg is van onvrede en aftakeling, maar overhandigt ook praktische methoden om daarmee om te gaan. Ik probeer die technieken door te geven aan mijn groep. Bijvoorbeeld met behulp van meditatie kun je leed in jezelf en anderen herkennen, het leren accepteren. Door die acceptatie ontwikkel je dankbaarheid, mededogen voor andermans pijn, misschien uiteindelijk zelfs geluk.
In Zweden gaan stemmen op om bedelen te verbieden. Dat is een typische reactie vanuit stress in plaats van empathie. Als we meer oog hebben voor ons eigen lijden, kunnen we ons ook beter verplaatsen in de situatie van iemand die op een kleedje voor de supermarkt zit.
Lundberg: Jan en ik verspreiden het gelukkig pessimisme via ons boek, maar toch vooral met onze show. Het is een parodie op de motivatievoordracht, waarin we de slogans van de inspiratiesprekers ontkrachten, grappen over goede bedoelingen met een minder goede afloop, over kansloze dromen, over elke keer dat permanent geluk ons weer ontglipt. Niets is onmogelijk! Geef 110 procent! Reik naar de sterren! Hoe dan? Wat een onzin! Ik kan zo tien dingen opnoemen die onmogelijk zijn, 110 procent bestaat niet, de sterren zijn verder dan je denkt. De reactie vanuit het publiek is er vaak een van opluchting: eindelijk het leven zoals het echt is.