Mijn artikelen

Zomer in een ecodorp

Uit: Trouw (12/08/2017)

Anne Grietje Franssen strijkt neer in ecodorp Suderbyn op het Zweedse eiland Gotland en proeft van het alternatieve groepsleven.

Het is nog vroeg, de zon schijnt al fel. Een klein gezelschap zit gapend aan een picknicktafel, rondom hun ontbijt: een teil gewelde haver. Twee huishanen paraderen quasi-onschuldig door het gras. Dit is het tableau dat ik aantref als ik me uit mijn ladderloze stapelbed manoeuvreer en de deur van mijn hut open. Maandag betekent: vergaderdag. Of nou ja – elke dag begint in het ecodorp met een samenkomst, maar op maandag is het menens. Dan bepaalt de gemeenschap de agenda van de week.

Ik ben nog net op tijd voor het rondje ‘hoe voel ik me vandaag’. “Moe”, zeg ik. “En een beetje overweldigd.” Veel dieper dan dat wordt het niet. De massagecirkel van gisteravond eindigde later dan verwacht en om vier uur vanochtend werd ik gewekt door de hanen. Op Gotland, een eiland voor de oostkust van Zweden, blijkt de dag toch nog wat eerder te beginnen dan in ‘mijn’ Gotenburg aan de westkust.

Vlak voor het weekend ben ik van huis vertrokken. Eerst met de trein in drie uur van west naar oost, een nacht bij een vriendin in Stockholm, een boemeltje naar de haven en een kleine vier uur op de pont naar het eiland dat onlangs nog door de Lonely Planet werd uitgeroepen tot een van de mooiste bestemmingen in Euro- pa, met zijn hoge kliffen, ruige stranden, bossen en heide, oude vissersdorpen en een middeleeuwse stad.

In deze ommuurde hoofdplaats Visby, een werelderfgoed, is het nog twee uur wachten op mijn bus. Zelfs nu, in het hoogseizoen, rijdt het openbaar vervoer maar mondjesmaat. Het is niet meer dan een kilometer of acht tot mijn bestemming, maar met een taxi arriveren in een gemeenschap die bestaat bij gratie van haar duurzaamheidsoogpunt lijkt me een valse start.

De gemeenschap waar ik twee weken zal verblijven heet Suderbyn, en is negen jaar geleden opgericht door de Zweedse Ingrid Gustafsson (54) en haar Amerikaanse ex-man Robert Hall (54). Na jaren van internationaal ontwikkelingswerk voor de VN in Zuid-Azië, Midden-Amerika en Oost-Europa streken zij hier met hun drie zoons neer. Ze hadden behoefte aan meer stabiliteit, vertelt Gustafsson, maar tegelijkertijd wilden ze de geest van het reizen, de diversiteit, de nieuwe ontmoetingen behouden. Tijdens alle omzwervingen had het gezin tal van ecodorpen aangedaan. Nu was het moment daar er zelf een te beginnen.

Wereldwijd bestaan er zo’n tienduizend gemeenschappen die samen het Global Ecovillage Network (GEN) vormen. Er is geen blauwdruk voor een ecodorp, geen lijst criteria waar alle leden aan voldoen. Ecovillages, schrijft het GEN, zijn laboratoria voor alternatieve manieren van samenleven, wonen, werken. De nadruk ligt op ‘een hoge levenskwaliteit met een lage milieu-impact’.

Het Amerikaans-Zweedse gezin streek neer op vijf hectaren iets ten zuiden van Visby. Ver genoeg van de stad om een grote pluktuin aan te leggen, te experimenteren met verschillende vormen van energieopwekking, voetprintvrij bouwen en anderszins milieuvriendelijke projecten. Maar dichtbij genoeg om op de fiets naar het centrum te kunnen voor een boodschap of voor werk. En andersom: voor geïnteresseerden en doorreizigers om aan te waaien. Want dat is een belangrijk uitgangspunt van Suderbyn: het moet geen navelstaarderig project zijn van een groep mensen die de maatschappij de rug toekeert. Geen eiland op een eiland. Het is een proeftuin waarin kennis wordt vergaard en vanwaaruit kennis wordt verspreid.

Naast de circa tien vaste bewoners is het dan ook een komen en gaan van eilandbewoners, vrijwilligers zoals ik, stagiairs, onder- zoekers, vrienden van vrienden. De meeste Suderbyners hebben bovendien een deeltijdbaan in Visby. Hall is actief in de milieupartij, Gustafsson werkt voor de universiteit, andere bewoners werken in de zorg of horeca.

Wieden, planten, plukken en poep composteren

Een bewoner zet een bakje natte haver voor mijn neus. Tijd voor het volgende agendapunt. “Mededelingen?”, vraagt de Oekraïner Sergey Lutchenko (28). Glazige blikken als respons. Lutchenko wacht geduldig. Zijn lepel verdwijnt van tijd tot tijd in de ontbijtteil op tafel.

“Ja, ik heb iets”, doorbreekt Gustafsson de stilte. “De meesten weten het, maar ik zeg het toch nog eens voor de nieuwkomers: doe altijd het deksel op het droogtoilet als je je ding gedaan hebt, en sluit de deur. De vliegen vliegen anders zo de pot uit en de keuken in.”

Als we het dan toch over vliegen hebben, heeft mijn Franse buurman ook wel wat. “Ik en Marta en kleine Marie-Marie kunnen niet slapen van alle vliegen.” Een Zwitserse, die een paar dagen op be- zoek is, zegt zonder blikken of blozen: “Ik ken een vrouw, een antroposoof, die vliegen ving met een plakstrip en ze bij een bepaalde stand van de maan verbrandde. Ze heeft nooit meer één vlieg in haar huis gehad.” Gustafsson knikt nee. “We hebben kleefstrippen gehad, en loksiroop, maar die creperende vliegen vonden we toch geen leuk gezicht.”

Lutchenko oppert de ouderwetse methode van vliegenmeppers. Van stukken rubber en een houten handvat zet hij er vandaag even een stuk of tien in elkaar.

Het is tijd om aan het werk te gaan. Iedereen, permanente bewoner of niet, wordt geacht dagelijks vier uur te werken. Een deel van de taken in Suderbyn bestaat uit het alledaagse onderhoud. Er moet gewied, geplant, bewaterd en geoogst. Onze poep moet gecomposteerd. Er moet schoongemaakt en gekookt. De administratie moet gedaan, verblijfsaanvragen moeten beantwoord, het voedselverbruik moet geïnventariseerd.

En dan zijn er de projecten die het niveau van zelfbehoud overstijgen. Voorheen was dat bijvoorbeeld de constructie van de dome, de glazen koepel waar warmte wordt gegenereerd, de installatie van een windmolen en zonnepanelen en de bouw van goed geïsoleerde slaapvertrekken.

De meeste initiatieven leiden tot een hogere graad van zelfvoorziening. Het dorp heeft zelfs zijn eigen waterpomp en -filter. Vandaar ook dat in de enige Suderbynbadkamer een prominent bord hangt: ‘Gebruik uitsluitend biologisch afbreekbare producten’. Het wegspoelwater komt vroeg of laat weer uit de kraan.

Ik geef elke dag de koepelplanten water, ik pluk kilo’s bessen en vries ze in voor de winter. Ik stop met onkruid wieden na een dag planten uit de grond te hebben getrokken die ik dacht te herkennen als ongewenst, maar die, naar later bleek, allemaal hun functie hadden in het grote permacultuurplan.

Momenteel overschaduwen de voorbereidingen voor het ‘No More War-festival’ de andere opgaven. Suderbyn organiseert eind augustus een meerdaags vredesfestijn als tegenhanger van Aurora, de grootschalige militaire exercitie die in diezelfde periode praktisch tegenover het ecodorp plaatsvindt.

Zweden heeft onlangs besloten tot ‘remilitarisering’. Het verhaal gaat dat de regering bang is voor een Russische inval van de Baltische staten en dat Gotland misschien wel Poetins eerstvolgende bestemming is en route naar Noord- en West-Europa. Het belang- rijkste wat nog moet gebeuren is de bouw van een podium voor de sprekers, muziek, karmayoga en cursussen in onder andere burgerlijke ongehoorzaamheid. In de twee weken dat ik in Suderbyn ben werken we aan de fundering van de constructie: de bewerking van een tiental boomstammen met lagen roet en teer, de stammen stabiliseren in de aarde.

Alles gebeurt hier voor en met de groep, alles is van de groep

Eerlijk is eerlijk, de eerste dagen is het vechten met mezelf. Wie heeft mijn koffie opgedronken, wil je even van me afblijven, en mag ik nu iets voor mezelf doen? Alles gebeurt hier met de groep, voor de groep, alles is van de groep.

“Hebben we een vergunning voor het podium?”, vraagt Nils-Erik Norrby (37), een van de vaste bewoners, die zich doorgaans zwijgzaam door Suderbyn beweegt. Zijn project hier is de tomatenkas. De ochtenden dat ik hem help met het uitdunnen en het omhoogleiden van de planten, komt het gesprek vroeg of laat op de teloorgang van het eiland: de mijnbouw in het noorden, hoe het oude centrum van Visby aan toerisme ten onder gaat. Als hij ’s avonds thuiskomt en ik vraag waar hij toch de hele dag geweest is, heeft hij vaak een vernietigend project proberen te dwarsbomen. Hij voert rechtszaken, schrijft artikelen voor de lokale krant. Draagt het lot van Gotland op zijn schouders. “Onze buren leken niet erg blij met dat podium”, zegt hij. “Laten we hopen dat ze niet weer bij de gemeente gaan klagen. We kunnen ze proberen om te kopen met tomaten, wij krijgen ze toch nooit op.”

Ik kook, vaak met de jonge Marie-Marie in een wieg op de grond en haar moeder aan mijn zijde. De lunch is in Suderbyn gezamenlijk en warm. Het is een sport om zoveel mogelijk uit de tuin te eten. Van bieten maak ik borsjtsj, het bietenblad snijd ik dun door de salade, net zoals de bloem van de Oost-Indische kers. Met onze basilicum maak ik een pesto. Aan het begin van de week bereid ik een veel te grote pan met bulgur, en ik zie het als mijn verantwoordelijkheid elke korrel te benutten: Dag een: gewoon bulgur. Dag twee: bulgurburgers. Dag drie: bulgurfalafel. Dag vier: bulgur, verstopt in alles. Het ontbijt, de sla, de saus. Het is gelukt – de bulgur is op.

De voedselfilosofie hier is: zoveel mogelijk van eigen oogst. Daarnaast is er een wekelijkse levering, vooral bestaande uit bulk: granen, noten, bonen. Alles is biologisch, vegetarisch, in het seizoen en van dichtbij. Als ik een van mijn eerste dagen vraag naar een blik kokosmelk voor een linzensoep, wordt er gegniffeld. Of ik weleens een Zweedse kokospalm gezien heb.

Maar er is altijd ruimte voor speling. Zo is er de sinaasappelconcessie. Voordat het appelseizoen op Gotland begint, komt er met elke voedsellevering een mandje Spaanse sinaasappels, om ook in deze maanden fruit te hebben.

We werken, eten, dansen samen. We hangen samen in het gras, mediteren samen, fietsen naar zee, maken vuren. Het heeft de sfeer van vroegere natuurcampingvakanties. Op woensdag krijg ik een uitnodiging om met drie anderen de nacht door te brengen in de boomhut op het erf. Ik twijfel, maar stem toe. Alles voor een goed verhaal, schiet door mijn hoofd. Er wordt alleen geknuffeld.

Na een week besluit ik er een dag op uit te gaan naar het kleinere eiland Fårö, bekend om natuurlijk gevormde steensculpturen en het huis van filmer Ingmar Bergman. Eindelijk alleen, denk ik. Maar wat een onzin. Ik fiets stug het eiland rond, het is allemaal prachtig en ik vind er niks aan. Met mijn ziel onder mijn bagagedrager zit ik de uren uit, voordat ik naar huis kan. Terug naar mijn gemeenschap.